Er was eens een jongetje dat door een tuin liep. Hij zag op het pad een kleine cocon liggen. Hij bleef staan om er naar te kijken en bleef uren staan wachten. Hij wilde de cocon in een vlinder zien veranderen maar er gebeurde niets, dus nam hij de cocon mee naar huis, dan kon hij hem verder bekijken.
Na een paar dagen begon er iets in de cocon te bewegen. Er kwam een kleine opening in. Het gaatje was zo klein als een speldenknopje en plotseling zag hij iets. Het was de vlinder die naar buiten probeerde te komen. De vlinder duwde uit alle macht tegen de cocon, alsof hij er wanhopig graag uitwilde.
De vlinder kon er niet uit en op een gegeven moment hield de vlinder op met bewegen. Toen kreeg de jongen een idee hoe hij de vlinder kon helpen. Hij pakte een schaar en knipte de cocon open. Daarna wachtte hij tot de vlinder zijn vleugels zou spreiden en weg zou vliegen. Maar dat gebeurde niet. De vlinder deed helemaal niets meer.
De volgende morgen vertelde de jongen het verhaal van de vlinder aan de juf op school. Hij hoopte dat zij hem kon helpen. De juf legde hem uit dat de vlinder juist hard zijn best moest doen om uit de cocon te komen. Dan kreeg hij kracht in zijn vleugels. Zo gaat dat. Zonder die strijd zou de vlinder nooit kunnen vliegen.
Uit: Pippa en de dochter van de dromenmaker pagina 24-25. Liz Kessler.